Vanochtend in De Volkskrant, voorpagina, foto. We zien een groep juichende jongens in een halve cirkel om het lichaam van een andere jongen heen staan. Volgens het onderschrift gaat het hier om Afghaanse soldaten die een Taliban-strijder hebben gedood. Mijn fotografen-oog tuurt: middenvoor op de foto zijn de benen van de liggende jongen te zien. Van die smalle grote-jongensbenen, zoals ik ze tegenwoordig vaak in de sportschool zie, rennend-op-de-plaats. Eén broekspijp is wat hoger opgestroopt dan de andere. Verder omhoog langs zijn lichaam wordt het beeld vager - een arm, misschien een elleboog van de andere arm over zijn gezicht? Onduidelijk. Geen gezicht, te zien.
Onduidelijk is ook, voor mij, waarom de andere jongens juichen en opgetogen, blij kijken. Hun gezichten hebben een verhitte uitdrukking. Ze weten dat ze gefotografeerd worden. Ze hebben camouflage-pakken aan zoals mijn dochter tegenwoordig ook draagt. Teamgeest. Oorlog is een politiek spel, zeggen ze. De foto laat me denken 'kunnen ze wel, met z'n allen?'
Ik weet niet wat de achtergrond is, van geen van die jongens. Misschien is de liggende jongen wel een bermbommenmaker. Misschien hebben de camouflage-jongens wel eindelijk de baan van hun leven. Misschien hebben ze die pakken aan omdat iemand uit hun omgeving door een bermbom werd getroffen. Oorlog is een zaak van jonge mensen die tegen elkaar opgezet worden. In wiens belang? Niet dat van hen; ik kan dat niet zien.
Zonde van die jongens, allemaal. En het maakt dat politiek vies voelt...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten